In de zomer van 2020 heb ik mijn eerste Indianenfluit gemaakt. Ik had al meerdere overtoonfluiten gemaakt, met wisselend succes. Maar ik had nog nooit een melodieuze fluit bespeeld, behalve de neusfluit die ik als kind had
Toen mijn eerste fluit klaar was en ik merkte hoe makkelijk hij speelde en hoe gemakkelijk het was er om een mooi geluid uit te toveren was ik verkocht: 'Fijn, dit is precies wat kinderen in plaats van blokfluiten zouden moeten krijgen: geen rillingen langs je rug gepiep meer.'
Later merkte ik dat het nog steeds goed mogelijk is om een tenenkrommende geluiden te maken, maar dat komt zelden voor, tenzij je het anders wilt natuurlijk... Zoals kinderen dat vaak doen.
Voor mijn fluiten gebruik ik een verscheidenheid aan houtsoorten. Meestal gebruik ik hout van inheemse bomen, als niet inheems dan is het gerecycled hout of reststukken die iemand over had. Het liefst gebruik ik hout dat ik zelf uit het bos bij waar ik in woon haal. Meestal van omgevallen bomen.
Voor de vogeltjes of totems gebruik ik meestal tropisch hardhout. Ik hou van het contrast. Het kan van alles zijn, van bankirai van een oud terras, mahonie van een boot tot meranti van een vensterkozijn. Nieuw tropisch hardhout gebruik ik nooit.
De meeste fluiten die ik maak zijn vijf-gaten fluiten, gestemd in pentatonische mineur. Ik zie persoonlijk niet zoveel in de 'pentatonische' variant met zes gaten. Ze zijn eigenlijk niet meer echt pentatonisch en ik vind het erg onpraktisch dat je dat extra gat bijna altijd dicht moet houden. Daarom worden veel zes-holes fluiten geleverd met een leren bandje om het gat af te dekken... zodat je ontspannender kunt spelen!? Liever dus geen extra gat. De 'ontbrekende' toon krijg je toch goed uit de fluit als je het eerste en derde gat van bovenaf gezien dicht houdt.